Hoofdstuk 4: deel 1
Ik zit heerlijk op een bankje in het zonnetje. Dat is toch wel een voordeel van zwanger zijn; het zwangerschaps-verlof.
Ik kijk naar de duiven die voor me langs trippelen. Duiven had je niet zo veel in Sunset Valley, je had meer andere vogels daar.
Ik denk na over de brief die ik net in de brievenbus heb gevonden. Het was een uitnodiging. Een uitnodiging voor een feestje dat David vanavond geeft.
Ik kijk naar de duiven die voor me langs trippelen. Duiven had je niet zo veel in Sunset Valley, je had meer andere vogels daar.
Ik denk na over de brief die ik net in de brievenbus heb gevonden. Het was een uitnodiging. Een uitnodiging voor een feestje dat David vanavond geeft.
Ik vraag me af waarom hij die stuurt. We hebben elkaar toch al maanden niet gesproken? Sta ik soms nog in zijn adressenbestand en nodigt hij gewoon iedereen die hij kent uit? Of is het iets anders?
'Mag ik naast u komen zitten?' vraagt een meisje opeens aan me. 'Natuurlijk!' antwoord ik. 'Bedankt!' zegt ze, en ze opent haar boek en begint te lezen. Wat een lief meisje.
'Mag ik naast u komen zitten?' vraagt een meisje opeens aan me. 'Natuurlijk!' antwoord ik. 'Bedankt!' zegt ze, en ze opent haar boek en begint te lezen. Wat een lief meisje.
Ik blijf nog een hele tijd op het bankje zitten. Ik heb toch niks beters te doen. De zon verdwijnt al achter de hoge gebouwen die overal om me heen staan. Maar de duiven blijven maar rondscharrelen. Soms vliegen er een paar weg, maar ze komen altijd terug.
En nu weet ik ook wat ik moet doen. Ik ga gewoon naar dat feest van David. Als het een vergissing is dat hij me heeft uitgenodigd, dan ga ik wel weer weg. En anders... dan blijf ik daar. En misschien kunnen we het dan wel uitpraten of zo.
En nu weet ik ook wat ik moet doen. Ik ga gewoon naar dat feest van David. Als het een vergissing is dat hij me heeft uitgenodigd, dan ga ik wel weer weg. En anders... dan blijf ik daar. En misschien kunnen we het dan wel uitpraten of zo.
's Avonds stap ik het appartement van David binnen. Ik heb nog erg leuke herinneringen van de laatste keer dat ik hier was. Niet dus.
Ik kijk nog een keer op de tijd die op de uitnodiging staat. Ja, het klopt, acht uur begon het, en het is nu al kwart voor negen. Maar er is helemaal niemand. Hoe kan dit? Dacht David soms grappig te zijn door me hier voor niks heen te laten komen?
Ik kijk nog een keer op de tijd die op de uitnodiging staat. Ja, het klopt, acht uur begon het, en het is nu al kwart voor negen. Maar er is helemaal niemand. Hoe kan dit? Dacht David soms grappig te zijn door me hier voor niks heen te laten komen?
Ineens hoor ik Davids stem. 'Rose! Je bent toch gekomen!' zegt hij blij. Ik draai me om en daar staat hij, in de keuken. 'Ja... maar waarom doe je dit? Waarom zeg je dat je een feestje geeft, terwijl dat niet zo is?' Ik begrijp het niet. 'Omdat je anders niet zou komen, dacht ik,' antwoord hij. En dat is waar.
'Maar waarom moest ik dan komen?' vraag ik. Ik snap het nog steeds niet echt. Wil hij het nu opeens goed maken met me? Maar dat hele gedoe is al maanden geleden!
'Omdat ik bij jou en ons kindje wil zijn,' zegt hij. Voorzichtig legt hij zijn handen op mijn buik. 'Jammer, ik voel niks,' zucht hij.
'Omdat ik bij jou en ons kindje wil zijn,' zegt hij. Voorzichtig legt hij zijn handen op mijn buik. 'Jammer, ik voel niks,' zucht hij.
'Ik snap het niet,' zeg ik. 'Waarom wil je het opeens goedmaken? En waarom heb je je opeens bedacht? Ik dacht dat je je niet kon settelen en zo.'
'Dat is ook zo... nee, dat wás ook zo. Want nu wil ik het gaan proberen. Met jou. Met jullie, bedoel ik,' zegt hij, terwijl hij nog een liefdevolle blik werpt op mijn buik. 'Tenminste, als je dat nog wilt...'
'Dat is ook zo... nee, dat wás ook zo. Want nu wil ik het gaan proberen. Met jou. Met jullie, bedoel ik,' zegt hij, terwijl hij nog een liefdevolle blik werpt op mijn buik. 'Tenminste, als je dat nog wilt...'
Hij doet het weer, denk ik. Hij gooit zijn charmes in de strijd om me te overtuigen, en ik val weer als een blok voor hem. Houdt het dan nooit op? Waarschijnlijk kom ik nooit meer over hem heen. Maar misschien is dat wel helemaal niet nodig...
'Nou, eh... je moet weten dat ik een vriend heb. We wonen nog niet samen, maar... ik kan hem niet zomaar even dumpen.' Davids gezicht betrekt. '
'Nou, eh... je moet weten dat ik een vriend heb. We wonen nog niet samen, maar... ik kan hem niet zomaar even dumpen.' Davids gezicht betrekt. '
'Maar misschien... kan ik wel iets regelen,' zeg ik zwakjes. Ik kan mezelf wel slaan. Wat sta ik nou dom te bazelen? Ik moet gewoon zeggen wat ik voor hem voel! Maar David is me voor, hij pakt mijn hand en fluistert 'Dankjewel,' in mijn oor.
En ja hoor, daar staan we weer te zoenen. Pas als ik zijn lippen proef, besef ik hoe erg ik hem gemist heb. Ben was lief, maar er was geen vuur als we zoenden, zoals ik dat wel heb bij David. Nu ik hem weer aanraak, tintelt mijn hele lijf. Ik krijg maar geen genoeg van hem, ondanks wat hij gedaan heeft.
Maar dit is niet goed, ik heb nog steeds met Ben. 'Sorry,' fluister ik in Davids oor als hij kreunt, omdat ik me lostrek. Ik draai me om en loop richting de deur. 'Wacht!' roept David me na. Ik draai me om. 'Alsjeblieft... blijf nog even,' vraagt hij.
's Nachts word ik even wakker. Ik voel me schuldig tegenover Ben, maar aan de andere kant; ik heb nog nooit zo'n geweldige nacht gehad. 'Ben je wakker?' vraag ik aan David. 'Hmmnee,' antwoord hij slaperig met gesloten ogen. 'Blijf je bij me?' vraag ik. Hij zegt niks, maar pakt mijn hand. Dat is voor mij genoeg, en ik val weer in slaap.
Deel 2
De volgende avond zit ik met Ben aan tafel. Ik had hem uitgenodigd om met hem te praten over hoe het nu verder moet tussen ons. Want na gisteren weet ik zeker dat dit niet meer gaat; ik wil naar David toe.
'Fijn dat je gekomen bent,' zeg ik met een zenuwachtige glimlach op mijn gezicht geplakt. Ik kijk hoe Ben van de koffie drinkt die ik net voor hem gezet heb.
'Fijn dat je gekomen bent,' zeg ik met een zenuwachtige glimlach op mijn gezicht geplakt. Ik kijk hoe Ben van de koffie drinkt die ik net voor hem gezet heb.
'Tuurlijk kom ik,' zegt Ben al slurpend. 'Ik vind dat je gelijk hebt. We moeten praten.'
Mijn maag knijpt even samen. Weet hij wat er gisteren gebeurd is? Maar dat mag niet, hij mag er niet zelf achter komen, ik moet het hem zélf vertellen! 'Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen,' zegt Ben weer. 'Ik denk dat het beteer is als we uit elkaar gaan.' Oh nee, daar heb je het al. Hij weet het al.
Mijn maag knijpt even samen. Weet hij wat er gisteren gebeurd is? Maar dat mag niet, hij mag er niet zelf achter komen, ik moet het hem zélf vertellen! 'Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen,' zegt Ben weer. 'Ik denk dat het beteer is als we uit elkaar gaan.' Oh nee, daar heb je het al. Hij weet het al.
'Wat...' begin ik mijn zin, maar ik maak 'm niet af, want Ben gaat door met zijn verhaal. 'Zie je, ik heb het gevoel dat het vuur tussen ons gedoofd is, de laatste tijd. Ik weet niet precies wat het is, maar...'
'Maar?' vraag ik.
'Maar ik denk dat we beter gewoon vrienden kunnen blijven.' Hij kijkt bezorgd. 'Je vind het toch niet heel erg, hè?' Maar ik spring op en knuffel hem. 'Je weet niet hoe blij ik ben dat je dit gezegd heb. Ik wilde namelijk precies hetzelfde zeggen!'
'Maar?' vraag ik.
'Maar ik denk dat we beter gewoon vrienden kunnen blijven.' Hij kijkt bezorgd. 'Je vind het toch niet heel erg, hè?' Maar ik spring op en knuffel hem. 'Je weet niet hoe blij ik ben dat je dit gezegd heb. Ik wilde namelijk precies hetzelfde zeggen!'
'Dan was ik dus niet de enige die er zo over dacht,' zegt hij. Zo te zien is hij blij dat ik niet boos of verdrietig ben.
Ik knik. Dat gevoel had ik ook al, de laatste tijd. Of misschien wel bijna vanaf het begin, maar dat wilde ik niet toegeven.
Eigenlijk ben ik niet alleen blij dat Ben er hetzelfde over dacht. Ik ben vooral blij dat ik hem niet hoef te vertellen dat ik ben vreemdgegaan...
Ik knik. Dat gevoel had ik ook al, de laatste tijd. Of misschien wel bijna vanaf het begin, maar dat wilde ik niet toegeven.
Eigenlijk ben ik niet alleen blij dat Ben er hetzelfde over dacht. Ik ben vooral blij dat ik hem niet hoef te vertellen dat ik ben vreemdgegaan...
'Maar laat me nog één keer voelen aan je buik,' zegt Ben. 'Ik wil weten of je kindje nou eindelijk eens een schopje geeft.' Hij legt zijn handen op mijn buik, en gek genoeg geeft de baby precies op dat moment zijn of haar eerste schopje. Bens ogen worden groot, en ik leg vertederd mijn handen op mijn buik. 'Eén ding weet ik zeker...' zegt Ben. 'Over een paar jaar wil ik ook kinderen.'
'En een ding dat ik zeker weet, is dat je een hele goede vader zult worden,' zeg ik.
'En een ding dat ik zeker weet, is dat je een hele goede vader zult worden,' zeg ik.
Deel 3
Ik word wakker met pijn in mijn rug. Ik kan een grote geeuw niet onderdruk-ken. Wat een nacht. Ik heb het idee dat ik er steeds vaker uit moet om naar de wc te gaan. Het schijnt bij de zwangerschap te horen, maar toch is het erg vervelend. Ik slaap nog niet of ik moet er alweer uit.
Maar ja, er is nu eenmaal niks aan te doen. Het hoort er allemaal bij. Maar nog heel even, en ik ben er vanaf. Over een maand ben ik uitgerekend.
Maar ja, er is nu eenmaal niks aan te doen. Het hoort er allemaal bij. Maar nog heel even, en ik ben er vanaf. Over een maand ben ik uitgerekend.
Moeizaam trek ik mijn kleren aan en waggel ik naar de koelkast voor mijn ontbijt. Daar staat nog een restje pannenkoeken van gisteren, die ik zo even kan opwarmen.
David en ik wonen nog steeds niet samen, maar ik vind dat daar maar eens verandering in moet komen. Daarom heb ik vanmiddag met hem afgesproken. Mijn plan is om nog voor volgende week bij hem in te trekken, zodat we tenminste samen zijn als de baby komt.
David en ik wonen nog steeds niet samen, maar ik vind dat daar maar eens verandering in moet komen. Daarom heb ik vanmiddag met hem afgesproken. Mijn plan is om nog voor volgende week bij hem in te trekken, zodat we tenminste samen zijn als de baby komt.
'Lieverd, fijn dat je er bent,' zeg ik als ik David bij de fontein heb zien staan en naar hem toegelopen ben. 'Ik heb iets belangrijks te bespreken.' Dan pas vallen de mensen die heel dicht in de buurt staan me op. 'Kom, laten we even daar naartoe lopen,' stel ik voor.
Ik neem hem mee aan mijn hand naar de andere kan van de fontein, waar we buiten gehoorsafstand zijn van de andere mensen. Ik kijk David aan, en voel de vlinders in mijn buik weer fladderen. Ik kan me niet inhouden en druk een kus op zijn mond. 'Waar heb ik dat aan te danken?' grijnst hij als ik klaar ben. 'Gewoon, omdat je lief bent,' zeg ik. 'En ik wil je iets vragen.'
'We hebben alweer een tijd verkering, en praktisch gezien wonen we samen. Alleen voor de gemeente nog niet. Dus wat dacht je ervan dat we het eens officieel gingen maken?'
'Is dit een aanzoek?' lacht David. 'Nee, gek, ik bedoel of we samen gaan wonen,' giechel ik.
'Is dit een aanzoek?' lacht David. 'Nee, gek, ik bedoel of we samen gaan wonen,' giechel ik.
Als antwoord trekt David zich tegen me aan en begint me te zoenen. 'Ik neem aan dat dat een ja is?' vraag ik lachend als we ons eindelijk van elkaar lostrekken. David knikt. 'Natuurlijk is dat een ja!' Hij wil me weer tegen zich aantrekken, maar ik hou hem tegen. 'Wat...' breng ik uit. Dan begint de pijn pas echt.
'Godver, godver, godver!' schreeuw ik uit. Ik grijp naar mijn buik en druk mijn nagels in mijn huid. 'W-wat is er aan de hand?' vraagt David geschrokken. 'Rose, gaat het wel?'
'Nee natuurlijk gaat het niet! Wat denk je zelf?! De baby komt eraan! Breng me naar het ziekenhuis!'
'Nee natuurlijk gaat het niet! Wat denk je zelf?! De baby komt eraan! Breng me naar het ziekenhuis!'
David trekt wit weg. 'De baby komt? Nu? Hier?' zegt hij dom. Ik neem niet de moeite om te antwoorden, maar puf nog een keer. Er is inmiddels al een kleine groep mensen om me heen komen staan. Ze wijzen en fluisteren. O ja, dat is nog zo iets. Ik ben een beroemdheid. Morgen zal het wel weer in een of andere krant staan. Maar nu kan dat me even helemaal niet schelen. Ik verga nog steeds van de pijn, en David staat nog steeds doodstil en wit weggetrokken naar me te staren. 'Ga je me nou nog brengen of niet?!' schreeuw ik naar hem. Maar hij blijft maar staan en doet niks. 'Dan ga ik zelf wel,' kreun ik.
Ik strompel het ziekenhuis binnen, waar ik door een verpleegster naar de kraamkamer wordt gebracht. Ik gil de hele boel bij elkaar, maar in mijn hoofd is het stil. Het enige waaraan ik kan denken, is David. Het enige wat er door mijn hoofd gaat, is 'Waarom, waarom, waarom...'