Let op: dit hoofdstuk kan schokkend zijn.
Hoofdstuk 5: deel 1
De vakantie is voorbij, en meteen als we thuiskomen roepen de dagelijkse huishoudelijke klusjes weer. Koken, schoonmaken, ik heb er nu al genoeg van. Maar ach, ik moet toch iets doen om mijn dagen te vullen. Ik nu alle tijd door mijn zwangerschapsverlof.
Omdat we een paar weken weg zijn geweest, schreeuwt mijn tuin natuurlijk om aandacht. De buren hadden wel beloofd om de sproeiers aan te zetten, maar ondanks dat staan de planten er toch wat uitgedroogd bij. Gelukkig wil Sam me helpen met de tuin. 'Jij moet rustig aan doen, je hebt veel rust nodig nu je zwanger bent,' zegt hij. En ik vind het prima dat hij het doet, zolang mijn planten er maar niet onder lijden.
Plotseling schiet het me te binnen dat we nog geen eten hebben voor vanavond. Ik loop naar Sam toe. 'Lieverd, ik ga nog even boodschappen doen voor de winkels sluiten,' zeg ik. 'Ik ben zo weer terug,' en ik geef hem een kus.
'Oké, is goed schat, tot straks,' zegt Sam en hij geeft me een knuffel. 'Trouwens, je wist toch dat ik vanavond een feest van een collega heb?' zegt hij erachteraan. Ik knik. 'Ja, dat wist ik,' zeg ik en ik stap in de auto.
'Oké, is goed schat, tot straks,' zegt Sam en hij geeft me een knuffel. 'Trouwens, je wist toch dat ik vanavond een feest van een collega heb?' zegt hij erachteraan. Ik knik. 'Ja, dat wist ik,' zeg ik en ik stap in de auto.
Op weg naar de supermarkt speelt de hele vakantie nog eens in sneltreinvaart door mijn hoofd. Het was een heerlijke vakantie, op die ontmoeting met Jean-Marc na dan. Maar ach, de rest van de vakantie was heerlijk en we hebben hem, godzijdank, niet meer gezien. Nu maar hopen dat dat zo blijft en ik hem nooit meer tegen kom.
Het is druk bij de supermarkt. Maar ja, wat wil je ook op zaterdagmiddag? Dan is het altijd druk.
Terwijl ik door de supermarkt loop en het winkelwagentje vul, trekken bepaalde schappen mijn aandacht. Babyvoeding, luiers en billendoekjes. Ik raak vertederd bij het zien van al die dingen, hoe gek het ook mag zijn. Zal ik er al wat van kopen? Maar het duurt nog heel lang tot de baby er is. Ach, wat maakt het ook uit. Ik grijp een groot pak luiers en nog wat dingen, en even later loop ik met een tevreden gevoel naar de kassa.
Terwijl ik door de supermarkt loop en het winkelwagentje vul, trekken bepaalde schappen mijn aandacht. Babyvoeding, luiers en billendoekjes. Ik raak vertederd bij het zien van al die dingen, hoe gek het ook mag zijn. Zal ik er al wat van kopen? Maar het duurt nog heel lang tot de baby er is. Ach, wat maakt het ook uit. Ik grijp een groot pak luiers en nog wat dingen, en even later loop ik met een tevreden gevoel naar de kassa.
Ik heb net de eerste dingen gekocht voor de baby, besef ik opeens als ik weer naar de auto loop. Wat spannend! Ik kan nu al niet meer wachten tot ik dat kleine hummeltje in mijn armen heb.
Zwijmelend loop ik verder. Aan het geritsel in de struiken besteed ik geen aandacht, ik hoor het nauwelijks.
Tot ik opeens iemand heel zachtjes hoor lachen. Heel even maar, maar die lach bezorgt me koude rillingen over mijn rug. 'Wie is daar?' zeg ik argwanend, maar als er geen antwoord wordt gegeven loop ik maar weer door. Maar mijn vrolijke stemming van daarnet is weg.
Tot ik opeens iemand heel zachtjes hoor lachen. Heel even maar, maar die lach bezorgt me koude rillingen over mijn rug. 'Wie is daar?' zeg ik argwanend, maar als er geen antwoord wordt gegeven loop ik maar weer door. Maar mijn vrolijke stemming van daarnet is weg.
Geritsel van bladeren en gekraak van takken. Ik draai me om en zie iemand uit de struiken springen. Een hand op mijn mond zodat ik niet kan gillen, een harde klap op mijn hoofd. Daarna wordt alles zwart...
Deel 2
Kreunend word ik wakker. Mijn hoofd bonkt. Voorzichtig voel ik aan de pijnlijke plek waar ik geslagen ben. Er zit een flinke bult. Die klap was niet niks.
Plotseling dringt het tot me door. Mijn baby! Mijn handen vliegen naar mijn buik, maar die is nog steeds dik. Mijn kindje zit er nog, het is veilig.
Plotseling dringt het tot me door. Mijn baby! Mijn handen vliegen naar mijn buik, maar die is nog steeds dik. Mijn kindje zit er nog, het is veilig.
Ik ga rechtop zitten en kijk om me heen waar ik ben. Voorzichtig, want mijn hoofd bonkt nog steeds.
Ik kijk om me heen. Ik ben in één of andere kamer, of schuur, met niet meer erin dan het vieze bed waarop ik lig, een tafel met een stoel van vergaand hout, een vies toilet en een kaal peertje als lamp.
Ik kijk om me heen. Ik ben in één of andere kamer, of schuur, met niet meer erin dan het vieze bed waarop ik lig, een tafel met een stoel van vergaand hout, een vies toilet en een kaal peertje als lamp.
Langzaam dringt het tot me door. Ik ben gevangen, gekidnapt, ontvoert. Maar door wie en waarom? Plotseling slaat de paniek in alle hevigheid toe. Ik zit hier vast! Ik ga hier dood, ik zal verhongeren, zonder dat iemand weet dat ik hier ben! De rest van de dagen die ik nog over heb, en dat zijn er waarschijnlijk maar een paar, zal ik alleen doorbrengen. Alleen, met mijn ongeboren kindje.
Nee, niet in paniek raken nu, spreek ik mezelf tegen. Er moet vast ergens een uitweg zijn. Ik kijk de kamer rond en mijn oog valt op een klein raampje. Ik schuif de krakkemikkige stoel eronder. Nu maar hopen dat de stoel me houdt.
Als ik naar buiten kijk, zie ik een rivier. Het huisje of schuurtje, wat het dan ook is, staat er vlakbij. Zou dit de rivier van Riverview zijn? vraag ik mezelf af. Als dat zo is, zou dat goed nieuws zijn. Het betekent dat ik nog in de buurt ben van het dorp, want ik zie een wandelpad lopen aan de overkant.
Als ik naar buiten kijk, zie ik een rivier. Het huisje of schuurtje, wat het dan ook is, staat er vlakbij. Zou dit de rivier van Riverview zijn? vraag ik mezelf af. Als dat zo is, zou dat goed nieuws zijn. Het betekent dat ik nog in de buurt ben van het dorp, want ik zie een wandelpad lopen aan de overkant.
Op dat moment gaat de deur open en ik stap vliegensvlug van de stoel af. Als ik zie wie er binnenkomt, zakt mijn mond open en een gevoel van opluchting komt over me heen. Ik ben gered! Hij heeft me gevonden en ik kan weer weg! 'Jean!' gil ik uit van blijdschap. 'Je hebt me gevonden!'
Maar als hij maar niet reageert en blijft staan waar hij staat, begin ik te twijfelen. 'Jean?' zeg ik vragend. Nog steeds geen reactie. Dan begint het te dagen en ik voel de woede in me opborrelen. Ik begin te schreeuwen.
Maar als hij maar niet reageert en blijft staan waar hij staat, begin ik te twijfelen. 'Jean?' zeg ik vragend. Nog steeds geen reactie. Dan begint het te dagen en ik voel de woede in me opborrelen. Ik begin te schreeuwen.
'Jij bent het, hè? Jij hebt me hierheen gebracht!' gil ik. 'Laat me gaan! Laat me eruit!'
'Nee.' Dat is het enige wat hij zegt. 'Ik laat je niet gaan, ma chérie.'
Ik ben woest. 'Rot op met je chérie!' schreeuw ik weer. 'Ik wil weg! Ik heb je niks misdaan! Waarom doe je dit?' Ik voel tranen van frustratie en angst in mijn ogen opwellen. Waarom staat hij daar maar, waarom doet hij dit?
'Nee.' Dat is het enige wat hij zegt. 'Ik laat je niet gaan, ma chérie.'
Ik ben woest. 'Rot op met je chérie!' schreeuw ik weer. 'Ik wil weg! Ik heb je niks misdaan! Waarom doe je dit?' Ik voel tranen van frustratie en angst in mijn ogen opwellen. Waarom staat hij daar maar, waarom doet hij dit?
'Als je niet vrijwillig naar me toekomt, dan maar met geweld,' zegt hij. 'Ik heb je genoeg kansen gegeven om met me mee te gaan, maar je luisterde niet. Dus doe ik het maar zo.'
'Maar... maar waarom doe je dit? Laat me gaan,' smeek ik.
'Dat heb ik toch gezegd, trut! Omdat ik niet gewend ben dat als ik iets wil, ik het niet krijg! Daarom!' Zijn hand schiet uit, alsof hij me gaat slaan, maar vlak voor mijn gezicht blijft zijn hand roerloos in de lucht hangen. Dan trekt hij hem terug. 'Sorry,' zegt hij. 'Zo bedoelde ik het niet.'
'Maar... maar waarom doe je dit? Laat me gaan,' smeek ik.
'Dat heb ik toch gezegd, trut! Omdat ik niet gewend ben dat als ik iets wil, ik het niet krijg! Daarom!' Zijn hand schiet uit, alsof hij me gaat slaan, maar vlak voor mijn gezicht blijft zijn hand roerloos in de lucht hangen. Dan trekt hij hem terug. 'Sorry,' zegt hij. 'Zo bedoelde ik het niet.'
Intussen vermaakt Sam zich prima op het feest van Billy Caspian. Hij praat met collega's en eet lekkere hapjes. Hij is zich nog van geen kwaad bewust, hij weet nog niet waar zijn vrouw op dat zelfde moment is en wat er daar gebeurt...
'Jean, ik... ik moet het weten,' begin ik. 'Heb je... heb je me verkracht?' Zijn ogen worden groot. 'Ik ga alleen met jou naar bed als je dat zelf wil,' zegt hij.
Jean-Marc komt op me af en probeert me een verontschuldigende knuffel te geven, maar ik wend me af, en hij laat zijn armen slap langs zijn lichaam vallen. 'Godverdomme, dan niet!' sist hij en hij stormt de kamer uit. De deur slaat me een klap achter hem dicht en ik hoor de sleutel in het slot draaien. Ik zit weer gevangen.
Moedeloos ga ik op de rand van het bed zitten. Waar ben ik nu weer in beland? Hoe moet ik mezelf hieruit redden? Ik slinger mijn benen op het bed en ga liggen.
Ik hoor dat het luikje in de deur wordt opengeschoven en ik voel dat Jean-Marc naar me kijkt, dus doe ik alsof ik slaap. Maar ondertussen werkt mijn brein op volle toeren, om een plan te bedenken om hier weg te komen...
Ik hoor dat het luikje in de deur wordt opengeschoven en ik voel dat Jean-Marc naar me kijkt, dus doe ik alsof ik slaap. Maar ondertussen werkt mijn brein op volle toeren, om een plan te bedenken om hier weg te komen...
Deel 3
Mijn plan is simpel, maar ik hoop dat het werkt. Zenuwachtig sta ik naast de deur te wachten tot Jean-Marc binnenkomt om me mijn eten te brengen. Dat kan nu niet lang meer duren.
En jawel, de sleutel knarst in het slot en deur zwaait open. Als Jean me niet op het bed ziet liggen of op de stoel ziet zitten, kijkt hij nerveus de kamer rond, of ik misschien ontsnapt ben.
En jawel, de sleutel knarst in het slot en deur zwaait open. Als Jean me niet op het bed ziet liggen of op de stoel ziet zitten, kijkt hij nerveus de kamer rond, of ik misschien ontsnapt ben.
Op dat moment gooi ik de deur achter hem dicht en val ik aan. Ik pak hem bij zijn schouders en breng mijn knie vliegensvlug omhoog. Jean-Marc is zo verrast door mijn aanval, dat hij niet op tijd reageert en mijn knie hem vol raakt. Naar lucht happend zakt hij op zijn knieën en ik zie mijn kans schoon. Ik ruk de deur open en ren naar buiten. Ik ren het pad af dat bij het hutje begint, helemaal tot aan de weg. Daar blijf ik hijgend stilstaan. Dan dringt het tot me door. Ik ben ontsnapt! Ik ben vrij! Maar ik kan nu niet treuzelen, Jean-Marc kan zo achter me aankomen. Hij is veel sneller dan ik.
En dan eindelijk, eindelijk ben ik weer thuis. Ik ruik de vertrouwde huisgeur en ik zie de vertrouwde houten meubels. Maar er is één ding dat niet vertrouwd is. Of liever gezegd, één iemand. Want Sam zit aan tafel met nog iemand anders. Heel, heel eventjes schrik ik. Heeft hij me al vervangen voor iemand anders, in de tijd dat ik weg was? Maar dan zie ik het uniform dat de vrouw aanheeft. Ze is een agente.
'...is gewoon dat... ik mis haar zo!' hoor ik Sam zeggen.
'Ja dat weten we. Dat is logisch. Maar daar hebben we nu even niks aan. Wanneer hebt u haar het laatst gezien? En waar?'
'Dat heb ik toch al zo vaak gezegd,' zucht Sam. 'Eergisteren, toen ze naar de supermarkt ging, om ongeveer half 5 's middags.'
'Ja dat weten we. Dat is logisch. Maar daar hebben we nu even niks aan. Wanneer hebt u haar het laatst gezien? En waar?'
'Dat heb ik toch al zo vaak gezegd,' zucht Sam. 'Eergisteren, toen ze naar de supermarkt ging, om ongeveer half 5 's middags.'
Dan pas merkt de agente mij op. 'Meneer, ik denk niet dat we die informatie nog nodig hebben,' glimlacht ze. 'Draait u zich maar eens om.'
Sams ogen worden reusachtig als hij me ziet staan. 'Kathy!' roept hij. 'Kathy!' En hij rent naar me toe en geeft me zo'n dikke knuffel dat ik bijna geplet word. 'Ik heb je zo gemist,' zegt hij zachtjes. 'Ik ben nog nooit zó ongerust geweest...'
En dan barst ik in tranen uit, ik gooi alle emoties van de afgelopen dagen in één keer eruit.
Sams ogen worden reusachtig als hij me ziet staan. 'Kathy!' roept hij. 'Kathy!' En hij rent naar me toe en geeft me zo'n dikke knuffel dat ik bijna geplet word. 'Ik heb je zo gemist,' zegt hij zachtjes. 'Ik ben nog nooit zó ongerust geweest...'
En dan barst ik in tranen uit, ik gooi alle emoties van de afgelopen dagen in één keer eruit.
'Stil maar,' zegt Sam telkens. 'Je bent veilig.' Plotseling bedenkt hij zich iets en hij legt zijn handen op mijn buik. 'Is de kleine wel oké?' vraagt hij bezorgd. Ik knik. 'Volgens mij wel,' zeg ik. 'Hij schopt! De baby schopt!' roept Sam opeens blij.
'Hij?' lach ik door mijn tranen heen. 'Misschien is het wel een zij, hè.'
'Hij?' lach ik door mijn tranen heen. 'Misschien is het wel een zij, hè.'
'Mevrouw, ik wil jullie geluk niet bederven,' mengt de politieagente zich in het gesprek, 'maar we hebben uw kant van het verhaal ook nodig. En het liefst nu, voordat u dingen vergeet of verdringt.' Ik zucht. 'Dat moet dan maar,' zeg ik. 'En daarna moet u naar het ziekenhuis, gewoon voor controle. Of alles wel goed is met u en de baby,' zegt ze. Ik knik weer. 'Laten we maar even gaan zitten. Zo,' zegt de agente als we eenmaal aan de keukentafel zitten. 'Allereerst: weet u wie de dader is?' Ik geef braaf antwoord en vertel hun het hele verhaal. Sam's ogen worden steeds groter als ik het vertel. 'Ik vermoord hem,' gromt hij steeds. 'Als ik hem tegenkom, vermoord ik hem...' Ik knijp in zijn hand. 'Doe dat maar niet,' glimlach ik. 'De politie zorgt wel voor hem.'